Ik interviewde Iers auteur John Boyne voor Vrouw.nl over zijn bestseller ‘The Boy In The Striped Pyjamas’.
“It’s icy cold in Amsterdam, just how I like it”, schrijft John Boyne op zijn weblog. Hij is in Amsterdam, deels voor vakantie, deels voor de promotie van enkele van zijn boeken. ‘The Boy In The Striped Pyjamas’ heeft in 2008 de 6e plaats bereikt in de top 10 van wereld bestsellers. Het aangrijpende fictieve verhaal is verfilmd in een even succesvolle film die vanaf januari in de Nederlandse bioscopen draait.
Ontwapenend en tragisch
Het verhaal gaat over de verboden vriendschap tussen Bruno en Shmuel. Bruno is het negenjarig zoontje van een nazi-commandant. Zijn leeftijdgenootje Shmuel is joods en zit gevangen in een concentratiekamp. De twee zijn fysiek van elkaar gescheiden door een hek van prikkeldraad, maar desondanks bloeit er een vriendschap op. Bruno is zich van geen kwaad bewust en denkt dat het kamp een boerderij is. Hij snapt niet waarom Shmuel een gestreepte pyjama draagt. Het contact tussen de jongens blijft niet zonder gevolgen.
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een kind. Bruno heeft een tomeloos vertrouwen in de goedheid van de wereld. Zo vraagt hij zijn zusje:
– “Zijn wij joden?”
Gretel sperde haar mond wijd open alsof ze een klap in haar gezicht had gekregen.
– “Nee, Bruno dat zijn we absoluut niet. Zoiets mag je niet zeggen”
– “Maar waarom niet? Wat zijn wij dan?”
Bruno’s naïviteit is even ontwapenend als tragisch. Het geeft Boyne de vrijheid om beladen aspecten van de holocaust aan te snijden. Je vraagt je af waar John Boyne zijn inspiratie vandaan heeft gehaald om een verhaal over de holocaust zo intens te beschrijven.
Je komt uit Ierland en je kan de oorlog niet meegemaakt hebben. Je bent immers pas 38. Wat is jouw band dan wel met de Tweede Wereldoorlog?
John Boyne: “Toen ik een jaar of 15 was, las ik ‘Het periodiek systeem’ (1975) van Primo Levi. Een intens verslag van Levi’s terugreis uit Auschwitz in het najaar van 1945. Het triggerde bij mij meteen een interesse in dit onderwerp. Ik wilde er meer over te weten komen. Later heb ik zeven jaar in een boekhandel in Dublin gewerkt. Elke keer als er een nieuw boek uitkwam, begon ik gelijk te lezen. Ik wilde het allemaal begrijpen. Hoewel ik op een gegeven moment al romans schreef, had ik nooit kunnen vermoeden dat ik zo’n verhaal zou schrijven. Omdat ik niet wist dat ik een verhaal over de holocaust in me had. Door het lezen van vele boeken heb ik me goed geïnformeerd over oorlog en de holocaust. Op een dag zag ik het licht: ik had een idee voor dit boek. Ineens viel alles op zijn plek. Ik heb niet besloten om research te doen. Ik wilde gewoon het verhaal schrijven door het vanzelf te laten ontstaan.”
Wat is je achterliggende bedoeling met dit boek?
John Boyne: “Het is bedoeld als kinderboek. Als ik schoolbezoeken afleg, benadruk ik lezertjes dat het verhaal fictief is. Maar ook leg ik uit dat er boeken bestaan over de oorlog, die gebaseerd zijn op de realiteit. Een deel van mij wilde gewoon dat kinderen het boek zouden verslinden. Ik hoopte dat ze geroerd zouden worden door de karakters van de twee jongetjes. En dat ze na het lezen nieuwsgierig zouden worden. Naar geschiedenis, de Tweede Wereldoorlog en de holocaust. Net als ik ooit. Maar ik ben ook al erg tevreden als ze eens krant doorbladeren. Om even stil te staan bij wat er vandaag de dag allemaal gebeurt in de wereld.”
Veel mensen denken dat dit werk bedoeld is voor volwassenen. Het is dus een kinderboek…
John Boyne: “Toen ik het verhaal begon te schrijven, was ik niet zo bezig met mijn lezers. Omdat ik nog nooit voor kinderen had geschreven, dacht ik dat het een werk voor volwassenen zou worden. Na een drietal hoofdstukken, stond ik stil bij de tone of voice en constateerde ik voor het eerst dat het weleens een kinderboek zou kunnen worden. Ik ben er verder niet meer zoveel mee bezig geweest en toen ik het aan de uitgever overhandigde zei ik: “alsjeblieft, het is een kinderboek”.
Niet in onze tijd
Het boek eindigt met de opmerking: “En dat is het einde van het verhaal over Bruno en zijn familie. Natuurlijk gebeurde dit allemaal heel lang geleden en kan zoiets nu niet meer gebeuren. Niet in onze tijd.” Als volwassenen weten we uiteraard dat oorlog niet over is, eens en voor altijd. Er woeden nog steeds overal ter wereld oorlogen. Ik groeide op in Ierland in de jaren zeventig en tachtig. Het was een tijd van spanningen. We waren gewend om overal hekken en omheiningen te zien. Ik ben daardoor gevormd. Ik wil niet klinken alsof alles vroeger beter was, maar ik heb de indruk dat kinderen niet meer zo veel willen lezen en te weten komen. Ze hebben eenvoudigweg zoveel andere soorten vermaak. Veel meer dan mijn generatie had. Het is iets van deze tijd.”
Wat wilde je zelf worden toen je zo oud was als het hoofdpersonage Bruno?
John Boyne: “Het is geen toeval dat je Bruno altijd ziet met een boek onder zijn arm. Ik was altijd aan het lezen. Net zoals hij, hield ik van avonturenboeken zoals ‘Schateiland’ en ‘De Drie Musketiers’. Ik begreep al gauw dat avonturier geen echt beroep is. Eigenlijk wist ik van jongs af aan dat ik schrijver wilde worden. Ik schreef al verhaaltjes toen ik tien, elf jaar was. Ik hou ervan om alleen te zijn. Als ik schrijf ben ik veel alleen. Daarnaast reis ik veel, om lezingen te geven en promotiewerk te doen. Voor mij is het perfect in balans.”
Bijzondere personages in het boek zijn Bruno’s moeder en grootmoeder. Duitse vrouwen, die ieder op hun manier, de rol van hun oorlogvoerende mannen in twijfel trekken. Binnen de grenzen van wat acceptabel was in die tijd, stellen ze zich vragen en protesteren ze. Die kant heb ik nog niet vaak belicht gezien in een oorlogsverhaal. Kan je daar iets over vertellen?
John Boyne: “Ik wilde niet alle Duitse personages cliché neerzetten. Mijn personages mochten niet de hele tijd het saluut zouden geven of ‘Heil Hitler’ zeggen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er Duitsers die het niet eens waren met wat er gaande was. Ik wilde ook deze mensen vertegenwoordigd zien. Ik vond het leuk dat Bruno’s oma de enige echte volwassene was. Ze heeft niets te verliezen. Ze is te oud. Ze heeft alles al meegemaakt. Al wordt het haar dood, ze trekt zich er niks van aan wat mensen van haar denken. Ze heeft haar principes en kent het verschil tussen goed en slecht. Daar staat ze voor. Veel van deze stemmen werden de mond gesnoerd. Zo ook die van haar.
Bedreiging met de doodstraf
Er waren echtgenotes van nazi’s die mee verhuisden naar Auschwitz, die claimden dat ze niet wisten wat er speelde. Rudolf Hoess schreef in zijn boek ‘Commandant van Auschwitz’ dat officieren opgedragen werd niets tegen hun vrouwen te zeggen. Onder bedreiging van de doodstraf. Of je gelooft of dat waar is of niet, het ligt natuurlijk wel gecompliceerd. Het is een misverstand dat Bruno’s moeder een goede vrouw is. Sommige mensen vinden haar sympathiek. Dat is ze niet. Ze doet niets. Het enige wat ze wil is haar kinderen weghalen uit de buurt van het concentratiekamp. Ze is een goede moeder. Maar ze is ook anti-semitisch. Ze gelooft absoluut in de ideologie van de nationaal-socialistische partij. En Bruno’s vader is een goede vader. Als hij thuis komt speelt hij lief met zijn kinderen, maar hij maakt er ook dood gedurende de dag. In veel oorlogsfilms zie je dezelfde stereotypen terugkomen. Ik heb er goed op gelet om dat niet te doen.”
Je schrijft, reist de wereld rond, houdt lezingen en je doceert. Wil je mensen iets bijbrengen?
John Boyne: “Mijn missie is niet om mensen te onderwijzen. Ik wil gewoon goede boeken schrijven. Dat is het enige wat ik altijd heb gewild. Ik doe mijn best om een goede auteur te zijn. Ik wil mooie verhalen verzinnen. Mijn doel is bereikt als lezers zich verliezen in een boek. Als ze de wereld om zich heen even compleet vergeten.”
© Muriel Van Peteghem, 2009, Interview met John Boyne voor Vrouw.nl
0 comments